Een onderdanige lesbienne in de gevangenis verkent haar seksualiteit door te snuffelen en zichzelf te stimuleren

In de grenzen van een gevangeniscel raakt een jonge vrouw overgeleverd aan haar oerdriften. Ontdaan van haar vrijheid en waardigheid wordt ze vastgebonden en met rust gelaten, haar enige troost is de bekende sensatie van haar eigen aanraking. Terwijl ze bezwijkt voor haar verlangens, verwent ze zich in het verboden genot om haar eigen geur op te snuiven, een bewijs van haar oerdrang. Met haar handen vrij verkent ze de diepten van haar eigen lichaam, haar vingers dansend over haar gevoelige vlees, een vuur in haar aanstekend dat alleen maar dient om haar honger te voeden. Deze jongedame, een gevangene van haar eigen lijf en haar verlangen, is een ware belichaming van de onderwerping en onderwerping van de eigen kracht van alle verboden seksuele driften. Haar reis is een intieme afkeer van de menselijke kracht en kracht, het is een innige kracht van de menselijke geest.